http://1.bp.blogspot.com/-6GLU1dAbC_E/TrWMGIHF0WI/AAAAAAAADbA/7yJIAw6eImk/s1600/_LVH1303blog.jpg
BIJ MIDDERNACHT-LICHT
Op dit verloren dorp in de Lofoten
schijnt dag en nacht, een zomer lang, het licht;
er varen vissers uit: hun kalme plicht
lijkt, van opalen nachtlicht overgoten,
een spook-beweging naar de horizont,
die ieder lokt, die geen ooit achterhaalde;
al wat ontdekkingsreizigers verhaalden
is dat men steeds een zelfde landsoort vond,
bij zelfde zon, bij zelfde wind en regen
verglijdt er tijd in zorgelijk gezwoeg
om brood; hier kent de dag geen laat of vroeg,
maar allen gaan als wij dezelfde wegen.
Anton van Duinkerken (1903-1968)
http://www.geraardsbergen.be/upload/Stad_Geraardsbergen/AA%20FOTO%20ALGEMEEN/toerisme/kerk.jpg
GERAARDSBERGEN
Gezond gelegen tussen bomen
Eerder middeleeuws getint,
Rijst een stad, geeft onderkomen
Aan wie haar gezellig vindt,
Aardig volksken leeft zijn leven
Rond een heuvel, eerder een berg,
Door zijn ouderdom omgeven
Slingert zich doorheen een weg,
Bruisen vijvers en fonteinen
En een beeldje welbekend
Rond historische contreien
Groeit folklore prominent,
Eindigt vroom in piëteit,
Nijgt verhoopt naar de eeuwigheid.
Guy Sper
http://users.telenet.be/FransNijs/Beelden/Manneke%20pis/GERAARDSBERGEN.jpg
http://images.fotocommunity.de/bilder/natur/landschaft/suedspitze-sylt-2-da5b78ca-d689-4a26-9ec8-a537bf62a648.jpg
HET EILAND
De Noordzee
De vloed die opkomt, wist de weg door ’t wad
en alles wordt, waar je ook kijkt, gelijk;
maar ginder ligt nog een klein eiland dat
de ogen sloot; verwarrend draait de dijk
rond zijn bewoners, voor wie ’t levenslicht
op slapen lijkt waarin zij, zwijgend, vaak
van wereld wisselen, spaarzaam met spraak;
al wat zij zeggen klinkt als doodsbericht
voor iets dat aangespoeld is, onbekend,
dat zonder uitleg tot hen komt en blijft.
En zo is alle wat hun blik beschrijft
van kindsbeen af: ’t is niet voor hen bestemd,
te groot, te grimmig wat men tot hen zendt
en dat hun eenzaamheid nog overdrijft.
Rainer Maria Rilke (1875-1926)
http://images.fotocommunity.de/bilder/natur/landschaft/suedspitze-sylt-2-da5b78ca-d689-4a26-9ec8-a537bf62a648.jpg
HET EILAND
De Noordzee
De vloed die opkomt, wist de weg door ’t wad
en alles wordt, waar je ook kijkt, gelijk;
maar ginder ligt nog een klein eiland dat
de ogen sloot; verwarrend draait de dijk
rond zijn bewoners, voor wie ’t levenslicht
op slapen lijkt waarin zij, zwijgend, vaak
van wereld wisselen, spaarzaam met spraak;
al wat zij zeggen klinkt als doodsbericht
voor iets dat aangespoeld is, onbekend,
dat zonder uitleg tot hen komt en blijft.
En zo is alle wat hun blik beschrijft
van kindsbeen af: ’t is niet voor hen bestemd,
te groot, te grimmig wat men tot hen zendt
en dat hun eenzaamheid nog overdrijft.
Rainer Maria Rilke (1875-1926)
http://rainer-maria-rilke.de/080068dieinsel.html
http://1.bp.blogspot.com/_cPq2DjKEEWc/Spq9SXuXqhI/AAAAAAAAKHM/bcixrTiMRm0/s400/IMG_7608.JPG
NINOVE, EEN ODE
De Dender scheurt en schuurt je middendoor
en in de vele zwartgeschubde vissen jaagt
het bloed dat door Filips van Valois met zwaard
en lans en pijl binnen je muren werd vergoten.
Maar je bleef trots en stout, een stad
die zich koestert in haar jas van oude stenen
en warmt aan het zwavelgeel uit de fabrieken
of het licht dat in gloeilampen werd gevat.
Je poorten blijven op de wereld openstaan,
je bier is honing voor de droogste keel
en één dag in het jaar schrijven renners op je asfalt
met hun zweet geschiedenis,een feest van kracht.
En als de avond valt en het duister
van de nacht je torens tart zingen monniken
in hun slapende abdijruïnes een lepradokter
naar de hoge wolken van het heldendom.
Willie Verhegghe (°1947)
http://www.knack.be/medias/1263/646721.jpg
Dulce et decorum est - Wilfred Owen
Wij vloekten door het slijk, als hoestende kobolden,
Als vagebonden onder pak en zak geknakt -
Tot parachutefakkels naar beneden tolden,
Hun langzaam bliksemlicht over de polders rolde
En wij niets konden dan de aftocht aan te vatten
Naar onze verre, onverwarmde kazematten.
Men liep en sliep. Een paar waren hun laarzen kwijt
Maar hinkten door, geschoeid in bloed. Verblind en
Mank was alleman, van moeheid zat, en doof zelfs voor
Gefluit van gasgranaten achter ons dun gat. Wat? Gás?
Och mannekes, rap! Een hoogfeest van gefrommel:
Die lompe maskers juist op tijd op onze snuit.
Te laat. Eén gilt. Hij zwalkt en strompelt onderuit
Als viel hij in een vuur of in een vat met kalk.
Door mijn bedompte glazen zie ik hoe hij zinkt
En in een dik groen licht, een zee van slijm, verdrinkt.
Sindsdien verdrinkt hij elke nacht in elke droom.
Hij stikt en braakt, hij ploetert door die groene stroom
Mij tegemoet, die werkloos wacht tot hij is uitgewroet.
Als ooit, in nachtmerries, ook u zou moeten lopen
Achter de ezelskar waar wij zijn lijk op smeten;
Zag u die ogen draaien, paffig wit en open, in
Die omgekeerde duivelskop, verwrongen, aangevreten;
En hoorde u, bij elke bult, de gorgel van zijn bloed
Dat kwam geborreld uit door schuim verpeste longen,
Als een kapotgebeten tabakspruim geperst
Uit niet te helen zweren op reine kindertongen -
Mijn vriend, nooit meer verkocht u, trots en manifest,
Aan jongens die dorsten naar wat vergeefse glorie
Uw Oude Leugen: Dulce et decorum est
Pro patria mori
Vertaling Tom Lanoye
http://www.knack.be/nieuws/boeken/gedichtendag-2014-aangrijpende-oorlogsverzen/article-normal-126257.html
http://www.knack.be/medias/1263/646721.jpg
Dulce et decorum est - Wilfred Owen
Wij vloekten door het slijk, als hoestende kobolden,
Als vagebonden onder pak en zak geknakt -
Tot parachutefakkels naar beneden tolden,
Hun langzaam bliksemlicht over de polders rolde
En wij niets konden dan de aftocht aan te vatten
Naar onze verre, onverwarmde kazematten.
Men liep en sliep. Een paar waren hun laarzen kwijt
Maar hinkten door, geschoeid in bloed. Verblind en
Mank was alleman, van moeheid zat, en doof zelfs voor
Gefluit van gasgranaten achter ons dun gat. Wat? Gás?
Och mannekes, rap! Een hoogfeest van gefrommel:
Die lompe maskers juist op tijd op onze snuit.
Te laat. Eén gilt. Hij zwalkt en strompelt onderuit
Als viel hij in een vuur of in een vat met kalk.
Door mijn bedompte glazen zie ik hoe hij zinkt
En in een dik groen licht, een zee van slijm, verdrinkt.
Sindsdien verdrinkt hij elke nacht in elke droom.
Hij stikt en braakt, hij ploetert door die groene stroom
Mij tegemoet, die werkloos wacht tot hij is uitgewroet.
Als ooit, in nachtmerries, ook u zou moeten lopen
Achter de ezelskar waar wij zijn lijk op smeten;
Zag u die ogen draaien, paffig wit en open, in
Die omgekeerde duivelskop, verwrongen, aangevreten;
En hoorde u, bij elke bult, de gorgel van zijn bloed
Dat kwam geborreld uit door schuim verpeste longen,
Als een kapotgebeten tabakspruim geperst
Uit niet te helen zweren op reine kindertongen -
Mijn vriend, nooit meer verkocht u, trots en manifest,
Aan jongens die dorsten naar wat vergeefse glorie
Uw Oude Leugen: Dulce et decorum est
Pro patria mori
Vertaling Tom Lanoye
http://www.knack.be/nieuws/boeken/gedichtendag-2014-aangrijpende-oorlogsverzen/article-normal-126257.html
http://www.poetryfoundation.org/poem/175898
http://i58.tinypic.com/2l8itcy.jpg
GEDACHTEN DIE IN DRUKKE STRATEN BIJ MIJ OPKOMEN
Gezichten.
Miljarden gezichten op het aardoppervlak.
Ze zeggen dat elk anders is
dan die waren en zullen zijn.
Maar de natuur – wie kent haar –
wellicht vermoeid door onafgebroken werk
herhaalt haar ideeën van vroeger
en zet ons gezichten op
die al eerder werden gedragen.
Misschien loopt Archimedes je in jeans voorbij,
tsarina Katharina in een jurkje uit de uitverkoop,
een van de farao’s met een aktetas, gebrild.
De weduwe van de schoenmaker op blote voeten
uit het nog kleine Warschau,
de meester uit de grot van Altamira
met zijn kleinkinderen naar de dierentuin,
een ruigharige Vandaal op weg naar het museum
om een en ander te bewonderen.
Enkele gesneuvelden van tweehonderd eeuwen terug,
van vijf eeuwen terug
en van een halve eeuw terug.
Iemand komt langs in een gouden koets,
iemand in een vernietigingskampwagon.
Montezuma, Confucius, Nebukadnessar,
hun kindermeisjes, wasvrouwen en Semiramis,
die alleen Engels spreekt.
Miljarden gezichten op het aardoppervlak.
Jouw, mijn, iemands gezicht -
je komt er nooit achter.
Misschien dat de Natuur moet bedriegen,
en om op tijd te zijn, en om op peil te houden,
begint ze te vissen naar wat is verdronken
in de spiegel der vergetelheid.
Wisława Szymborska (1923-2012)
Uit: ‘Hier’
http://static.skynetblogs.be/media/102622/3240536616.JPG
DAENS
AALST ANNO 1893
klompen en klossen kletterden
in de filatures* langs de rivier
waar werkopzieners jakkerden
op kind’ren en verkafferden
bij 't bonkende weefklavier
politiekers, textielbaronnen,
zonder kennis van Vlaamse taal,
verlieten zich op bronnen,
op pastoors en volksspionnen,
schatplichtig aan 't kapitaal
hardvochtige conservatieven
keken halsstarrig opzij
en doof voor zware grieven
traden de katholieken
zwijgend machtsgeilen bij
rechtlijnig eerwaarde Daens
nam het op voor de proleten
maar op zijn Vaticaans
werd hij zonder omgaans
in de kerkban gesmeten
de geschiedenis is bekend :
spijts kiesfraude en obstructie
kwam hij in het parlement
en vocht met temperament
voor een eerlijke revolutie
Aramis (pseudoniem van Jan Goffa, °1957)
* spinnerijen
Omdat buurman's rode koeien weer buiten lopen.....:)
http://blogimages.bloggen.be/rode_runderen/1223119-1fc6b94a69b4b44e7cf7beeadd560c16.JPG
CASSELKOEIEN
Aanschouwt mij, hier en daar;
die bende Casselkoeien;
die, louter bruin van haar,
als zooveel blommen bloeien,
in ‘t gers en in de zon, die, zinkend henentiet:
die, rood, het roode veld vol roode vonken giet.
‘t Is prachtig overal,
‘t is prachtig, hoe de huiden
dier koeien liefgetal
van vouwe en verwen luiden;
‘t is prachtig, hoe ze staan, gebeiteld en gesneên,
lijk beelden, over heel die wijde weide heen.
Daar zijnder, roode als vier;
castanjebruin geboende;
naar donkerbaaide bier,
naar bijkans zwart bier doende;
beglinsterd en beglansd: van vel en verwigheid,
gelijk en ongelijk - terwijl de zonne beidt.
Al langzaam langer speelt,
dwersdeur de weidegronden,
‘t zij welker koe een beeld
van schaduw bijgebonden;
en, wangedrochtig groot, in ‘t donker gers, voortaan,
zie ‘k zwarte spoken van gevlerkte koeien staan.
Goên nacht! De zonne beet
ten neste neêr: tot morgen
is al dat verwe heet,
en oogen aast, verborgen:
de koeien zijn voorbij, gedelgd en uitgedoofd,
en... morgen weêr, ontwekt ze ‘t blinkend zonnehoofd.
Guido Gezelle (1830-1899)